maandag 21 mei 2012

Drinken tijdens examen verhoogt slagingskans


Examenkandidaten die af en toe een slokje water nemen halen hogere cijfers dan leerlingen die tijdens hun examen droog staan. Dat blijkt uit onderzoek van de universiteiten van East-Londen en Westminster dat onlangs gepresenteerd werd op het jaarcongres van The British Psychological Society in Londen.

De Britse onderzoekers vergeleken de examenresultaten van 447 studenten van drie verschillende leerjaren. Een kwart van de studenten nam een flesje water mee naar het examen. In de hogere leerjaren waren dat er meer dan in de lagere.

De wetenschappers ontdekten dat degenen die af en toe een slok water namen gemiddeld vijf procent hogere cijfers haalden dan degenen die niets dronken. Bij de eerstejaarsstudenten was het verschil nog groter: hier scoorden de waterdrinkers zelfs tien procent hoger. Dat suggereert dat ook voor middelbare scholieren water drinken tijdens het examen bevorderlijk kan zijn.

Om uit te sluiten dat waterdrinkers van zichzelf gewoon slimmer zijn, werd de hele cijferlijst van de studenten meegenomen in het onderzoek. Ook keken de onderzoekers tijdens de examens naar de feitelijke waterconsumptie, dus niet alleen of er een flesje op tafel stond.


Hydrateren is presteren

Onderzoeksleider Chris Pawson denkt dat er zowel een fysiologische als een psychologische verklaring is voor de gevonden resultaten. Ten eerste zouden de prestaties verbeteren doordat de hersenen beter gehydrateerd zijn. Ten tweede zou water drinken een ontspannend effect hebben, waardoor studenten tijdens hun examen minder stress ervaren. Ook dat komt de prestaties ten goede.

Bij wetenschappelijk onderzoek horen de proefpersonen normaal gesproken niet zelf te kunnen kiezen in welke groep ze zitten. Maar in het geval van echte examens is het natuurlijk lastig om studenten te verbieden water te drinken ten behoeve van een onderzoek. Daarom zou het goed zijn voor de bewijskracht als dit onderzoek werd aangevuld met laboratoriumexperimenten.

Het Britse onderzoek vermeldt overigens niet of andere dranken ook een positief effect op de prestaties kunnen hebben. Dit is iets wat in toekomstig onderzoek meegenomen moet worden. Voor nu is het verstandig dat scholen hun examenbeleid afstemmen op de uitkomsten van dit onderzoek: niet verbieden, maar stimuleren.


Bron

dinsdag 15 mei 2012

Honderd jaar speltherapie

Speltherapie is één van de oudste vormen van psychische hulpverlening voor kinderen. Het Nederlands Jeugd Instituut publiceerde onlangs een overzicht van de effecten van honderd jaar speltherapie. Met zo'n lange historie verwacht je sterke bewijzen aan te treffen dat het werkt. Toch blijft de wetenschap kritisch. Het effect hangt van meerdere factoren af.

'Stanley van negen jaar haalt het hele poppenhuis leeg en zet er alleen maar stoere vechters in. Het huis wordt aangevallen, maar de vijand wordt meedogenloos neergemaaid. Stanley speelt het gevecht in stilte. De sfeer is om te snijden vanwege de enorm agressieve impact. Het gaat om leven en dood.'

Stanleys moeder is vermoord en zijn vader zit vast op verdenking hiervan. Binnen zijn familie is een onoplosbare vete losgebarsten. Geen wonder dat hij zijn thuissituatie op deze manier verbeeldt. Het huis als thuis is ontmanteld en laat een enorme stille geladenheid zien. Woede die in het echt geen kant uit kan. (Uit: Groothoff et al., 2009)

Hulpverleners zetten speltherapie in bij kinderen tot 12 jaar met traumatische ervaringen, emotionele of sociale problemen. Speltherapie komt uit de hoek van de psychoanalyse en berust eveneens op vrije associatie. Eén van de grondleggers is dan ook Anna Freud, dochter van de grote Sigmund. Speltherapie kan bij uitstek geschikt zijn om een gestagneerde ontwikkeling weer op gang te brengen. De belangrijkste doelen zijn expressie van gevoelens en ontlading van spanning. In het geval van Stanley kan de therapeut hem helpen bij zijn verwerking door steeds nauwkeurig te verwoorden wat er gebeurt en te benoemen welke emoties er bij het kind overheersen.

Speltherapie vindt plaats in een spelkamer: een waar paradijsje voor elk kind. Verkleedspullen, gezelschapsspellen, een zand- en watertafel, poppen, dieren, voertuigen en teken- en knutselmateriaal; het mag aan niets ontbreken om het kind zich optimaal vrij en op zijn gemak te laten voelen. Welk spel geschikt is hangt sterk af van de leeftijd, het karakter en de mogelijkheden van het kind. Gestructureerd speelgoed zoals constructie- en bouwmateriaal geeft minder uitingsmogelijkheden, maar kan bij een kind met ADHD meer gevoel van controle geven dan bijvoorbeeld klei.
Net zoals bij de klassieke psychoanalyse dient de therapeut volgend te zijn. Hij sluit aan bij de initiatieven van het kind en helpt slechts door het onder woorden brengen van gedachten en gevoelens.


Wetenschapsoordeel: speltherapie waarschijnlijk effectief

Uit alle studies die de afgelopen eeuw zijn verricht kunnen we concluderen dat speltherapie lijkt te werken bij een groot aantal uiteenlopende problemen. Zelfs schoolresultaten gaan er op vooruit. Maar er zijn ook kanttekeningen. De methodes die gebruikt worden bij de onderzoeken zijn vaak niet waterdicht. Zo zijn de groepen kinderen soms te klein, of worden de resultaten niet vergeleken met een controlegroep. Dat wil zeggen met een groep kinderen met dezelfde problemen die geen behandeling krijgen. Een controlegroep is noodzakelijk om –zoals ze het in de geneeskunde noemen- spontane genezing uit te sluiten. Daarom krijgt speltherapie van het NJI de status 'waarschijnlijk effectief'.

Speltherapie is even geschikt voor jongens als meisjes, ongeacht leeftijd, met of zonder stoornis, normaal begaafd of verstandelijk beperkt. Het maakt voor het effect ook niet uit of het individueel of in groepsverband wordt gegeven. Wat wél uitmaakt is het aantal sessies. Het effect is sterker naarmate kinderen meer sessies hebben gehad. De beste effecten worden bereikt bij 35 tot 45 sessies. Daarna neemt het effect weer af. In werkelijkheid krijgen de meeste kinderen echter maar 16 sessies. Ook de betrokkenheid van ouders blijkt zeer belangrijk. Als ouders betrokken worden vergroot dit de kans op succes. Dit geldt nog sterker wanneer ouders een actieve rol spelen in de therapie. Vooral de rol van vaders bleek groot: wanneer zij gemotiveerd meedoen aan de behandeling, krijgen kinderen opvallend meer zelfwaardering en worden ze sociaal competenter. De beste resultaten worden bereikt als ouders zelf de therapie geven, de zogenaamde Parent-Child Interaction Therapy (PCIT). De therapeut kan dan op de achtergrond als supervisor aanwezig zijn of ouders coachen met behulp van een oormicrofoontje vanachter een one-way screen. PCIT werkt vooral goed bij tienerouders en hun kinderen. Tienerouders gaan meer empathie voor hun kind tonen en krijgen er een betere relatie mee. Overigens nam hun stress er niet door af.


Kanttekeningen

Mishandelde en verwaarloosde kinderen vormen een aparte groep. Net als andere kinderen kunnen zij zeker profiteren van speltherapie. Hun sociale interactie verbetert en hun verbeelding neemt toe. De beperking van speltherapie bij deze getraumatiseerde kinderen is echter dat het de echte oorzaak van het probleem niet oplost. Er verandert niets aan de beroerde thuissituatie. Er is dus meer nodig dan speltherapie alleen.
Alleen van kinderen met seksuele gedragsproblemen is nooit aangetoond dat ze baat kunnen hebben bij speltherapie. Zij hebben een meer directieve vorm nodig, waarin hun duidelijke seksuele gedragsregels en vaardigheden wordt geleerd. Cognitieve gedragstherapie is hiervoor meer geschikt gebleken.

Ondanks de lange historie van speltherapie en de sterke aanwijzingen voor de effecten blijven wetenschappers hameren op het belang van meer onderzoek. Maar therapeuten zijn vooral praktijkwerkers en hebben vaak maar weinig mogelijkheden voor tijdrovend en methodologisch ingewikkeld onderzoek. Een goed voornemen voor de komende honderd jaar.


Bron