woensdag 27 juni 2012

Drinken tijdens zwangerschap minder schadelijk dan gedacht

Drinken tijdens zwangerschap minder schadelijk dan gedacht
Af en toe een glaasje wijn tijdens de zwangerschap kan helemaal geen kwaad. Ook vrouwen die na een avondje flink stappen tot hun schrik ontdekken dat ze zwanger zijn, kunnen opgelucht ademhalen. Hun kinderen blijken zich even goed te ontwikkelen als het kroost van geheel onthoudende moeders. Zo luidt althans de conclusie van een nieuw Deens onderzoek.

Matige alcoholconsumptie tijdens de zwangerschap is niet schadelijk voor de ontwikkeling en intelligentie van een kind. Dat schrijft de Deense dr. Ulrik Schiøler Kesmodel in Journal of Obstetrics and Gynaecology, het belangrijkste vakblad van de gynaecologie. Hij benadrukt hierbij wel dat het gaat om kleine hoeveelheden alcohol. Eén glaasje per dag, en hooguit zes in de week. Maar ook als je een paar keer te diep in het glaasje hebt gekeken voordat je weet dat je zwanger bent, is er geen reden tot paniek.

Relaxter omgaan met alcohol
Het onderzoek is gebaseerd op 1628 kinddossiers en is daarmee één van de omvangrijkste studies op dit terrein. De onderzoekers registreerden het alcoholgebruik van de moeders tijdens de zwangerschap. Op vijfjarige leeftijd moesten de kinderen allerlei testjes doen om hun intelligentie, aandacht, planning- en organisatievermogen in kaart te brengen. Er bleken geen verschillen te bestaan tussen de kinderen van matig drinkende en niet-drinkende moeders.
"Een belangrijke bijdrage aan de gezondheidsinformatie voor aanstaande moeders", zegt Kesmodel in het persbericht van de uitvoerende Universiteit van Aarhus. "Dit onderzoek laat zien dat we best wat relaxter om mogen gaan met alcoholgebruik tijdens de zwangerschap. Nu is de berichtgeving verwarrend, vrouwen krijgen zelfs van professionele instanties verschillende adviezen. Dat kan onnodige stress opleveren."

Het zekere voor het onzekere
Aan de andere kant is er best iets te zeggen voor geheelonthouding tijdens de zwangerschap, zo reageert de Nijmeegse huisarts Brian Kerssemeijer desgevraagd. "Er zullen altijd vrouwen zijn die zich er achteraf schuldig over gaan voelen, met name als zich onverhoopt toch problemen voordoen in de ontwikkeling van hun kind. Dan kan het honderd keer wetenschappelijk zijn aangetoond dat alcohol onschadelijk is, als moeder neem je wellicht toch liever het zekere voor het onzekere."

Diane Black van de Foetaal Alcohol Syndroom (FAS) Stichting Nederland heeft ook zo haar bedenkingen. "Dit onderzoek gaat alleen in op eventuele cognitieve schade bij kinderen. Verhoogde risico's op bijvoorbeeld kinderkanker hebben ze niet onderzocht. Bovendien laten andere studies zien dat kinderen van drinkende moeders zelf ook op jongere leeftijd beginnen te drinken. Verder hebben de onderzoekers  mogelijke groeistoornissen buiten beschouwing gelaten".

Black betreurt het gebrek aan nuance in de pers naar aanleiding van dit onderzoek. "Nu lijkt het net alsof het schadelijke effect van alcohol hiermee van de baan is. De werkelijkheid zit complexer in elkaar. Sommige vrouwen kunnen zwaar drinken en toch een gezond kind op de wereld zetten. We weten dat jonge moeders met een eerste zwangerschap minder risico lopen. Maar het verschilt per persoon; wie kan een vrouw precies vertellen hoeveel alcohol voor haar nog verantwoord is?". De FAS-stichting blijft daarom bij het advies van de Gezondheidsraad: niet drinken is het allerveiligst.

Soepeler beleid, minder alcohol
Kesmodel is niet bang dat mensen dit onderzoek verkeerd zullen interpreteren of misbruiken. "In 1999 heeft de Deense Gezondheidsraad haar richtlijn al een keer bijgesteld naar een minder restrictief beleid. Toen werd er juist een afname in alcoholgebruik onder zwangere vrouwen geconstateerd." Inmiddels is er een conservatievere commissie aangesteld die het versoepelde beleid weer teruggedraaid heeft. De onderzoeker koestert dan ook weinig hoop dat de Gezondheidsraad haar richtlijn opnieuw zal verruimen. 
Toch kunnen professionals in de gezondheidszorg zich volgens de Deense onderzoeker beter richten op andere vormen van preventie bij aanstaande moeders. "Van roken en overgewicht is bijvoorbeeld wél overtuigend bewijs dat het schadelijke gevolgen kan hebben voor kinderen."

Bron

donderdag 14 juni 2012

Dikke kinderen slechter in rekenen

Dikke kinderen slechter in rekenen
Het zijn makkelijke prooien voor pesters. Ze lopen een verhoogd risico op gezondheidsklachten. Belanden vaak in ongemakkelijke situaties, rampzalige gymlessen, kleding die niet past. De nadelen van overgewicht zijn al talrijk, en sinds vandaag kunnen we er wéér een aan het lijstje toevoegen. Kinderen met overgewicht zijn ook nog eens slechter in rekenen.

Onderzoekers van drie Amerikaanse universiteiten hebben een duidelijk verband gevonden tussen rekenen en overgewicht. Dikke kinderen van zeven jaar en ouder presteren beduidend slechter dan hun slanke leeftijdsgenootjes. De onderzoekers volgden meer dan 6250 kinderen gedurende hun hele basisschooltijd. De kinderen werden op vijf momenten gemeten, gewogen en beoordeeld op hun sociaal, cognitief en emotioneel functioneren door middel van diverse vragenlijsten.

Het verband tussen overgewicht en slecht rekenen bleek alleen op te gaan voor kinderen die vanaf de kleuterklas al te zwaar waren geweest. Kinderen die pas op latere leeftijd te dik werden, bleven opvallend genoeg níet achter op rekengebied.
Vreemd, zit er dan verschil tussen 'oud' en 'nieuw' vet? Hoe eerder het ontstaan is hoe schadelijker? Of gebeurt er tijdens de kleuterjaren iets cruciaals met de rekenhersens van kleuters, iets wat onherstelbaar beschadigd raakt bij te dikke kinderen?

Eenzaam, ongelukkig en angstig
De onderzoekers zien de emotionele belasting van het overgewicht als belangrijkste oorzaak voor de slechte rekenprestaties. Dikke kinderen zijn eenzamer, ongelukkiger en angstiger. Dit moet hun slechte prestaties verklaren. Maar je zou verwachten dat kinderen die pas laat in de basisschool vet gaan vasthouden, hier minstens zo veel last van hebben als kinderen die ermee zijn opgegroeid. Zij ervaren dan pas voor het eerst hoe het is om anders te zijn. De kinderen die het van jongs af aan hadden weten niet beter, maar de 'nieuwe zwaarlijvigen' maken deze verslechtering van hun conditie wel degelijk bewust mee. Uiterlijk gaat bovendien een steeds belangrijkere rol spelen, dus het is moeilijk voor te stellen dat deze kinderen geen last hebben van hun overgewicht.
Aan de andere kant hebben deze kinderen misschien wél kunnen profiteren van hun slanke jeugd, waardoor hun basis beter is: meer zelfvertrouwen en betere copingstrategieën. Beide zeer handige eigenschappen bij het rekenen.

Wat kunnen we met deze resultaten? Ongeacht de verklaring van het verband is het weer een extra waarschuwing voor ouders. Zorg voor voldoende beweging en gezonde voeding voor uw kind. Vandaag is het nog het rekenen, maar morgen blijken ze ook nog agressiever, duurder of slecht voor het milieu.

Bron

donderdag 7 juni 2012

Alles liever dan voor de klas

Alles liever dan voor de klas
Het onderwijs maakt zich zorgen over de afnemende interesse voor lerarenopleidingen en pabo's. Op dit moment hebben zich nog geen negenduizend studenten aangemeld om na de zomer aan de pabo te starten. Vorig jaar lag dit aantal boven de tienduizend. Hoe komt het toch dat zo weinig mensen er aan willen gaan staan? Wat kan het onderwijs aantrekkelijker maken?

Sla de krant open en de vacatures voor een baan in het onderwijs slaan je om de oren. Twintig procent van de mensen voor de klas is onbevoegd. En het wordt nog erger, de komende tien jaar verlaat 75 procent van de docenten het werkveld. Deze klappen zullen bij lange na niet kunnen worden opgevangen met de huidige instroom. In het voortgezet onderwijs zal het lerarentekort de komende jaren het hardst oplopen, tot zo'n 4.000 leraren in 2015. Pas in 2020 zal volgens de rekenmodellen het evenwicht tussen vraag en aanbod zich herstellen.

De vergrijzing is natuurlijk een belangrijk deel van het probleem, maar hier ligt niet de oplossing. We moeten kijken naar wat jongeren afschrikt om eraan te beginnen. "De hoge werkdruk, in combinatie met een laag salaris", luidt het duidelijke antwoord van docent Peter Althuizen, voorzitter van Leraren in Actie.

Deze factoren wil de overheid verbeteren met het Actieplan LeerKracht, dat in 2007 is geïntroduceerd. Om ervoor te zorgen dat de werkdruk niet verder oploopt en de kwaliteit gewaarborgd blijft, moet het onderwijs anders worden georganiseerd. Bijvoorbeeld door een deel van de lessen te vervangen door onderwijs op afstand (e-learning), meer onderwijsondersteunend personeel in te schakelen en gebruik te maken van nieuwe ICT-mogelijkheden zoals digiborden en animaties. Verder zouden de mogelijkheden voor 'opscholing' verbeterd moeten worden. Invoering van de functiemix moet er daarnaast voor zorgen dat het aandeel leraren met hogere salarisschaal groter wordt.


Doelstellingen niet behaald

In 2011 blijkt echter dat de tussendoelstellingen voor dat jaar niet behaald zijn. De inspectie constateert weliswaar vooruitgang in de professionaliteitsontwikkeling, maar de invoering van de functiemix komt onvoldoende van de grond. De kosten lopen bovendien hoger op dan voorspeld. Hoewel het lerarentekort tijdelijk een kleine daling laat zien, blijven de prognoses somber. De overheid presenteert daarom een nieuw actieplan, genaamd Leraar 2020, een krachtig beroep. Verschillende beurzen moeten het leraren aantrekkelijker maken zich bij te scholen. Pas afgestudeerde academici kunnen gemakkelijk instromen in het voortgezet onderwijs. De sociale partners spreken de ambitie uit om in 2020 geen enkele onbevoegde leraar meer voor de klas te hebben staan.

Althuizen ziet de toekomst minder rooskleurig in, met de aanmeldingscijfers van de pabo in het achterhoofd. "Vervelend om weer gelijk te krijgen", vertelt hij in Metro nieuws. "Het vak van leraar wordt juist steeds onaantrekkelijker. Het salaris van docenten komt voor de vierde keer op de nullijn. Dat is ontzettend triest."


Bronnen

vrijdag 1 juni 2012

Nieuwe therapie tegen faalangst

Faalangst bij scholieren lijkt goed te behandelen met een nieuwe therapievorm, Cognitieve Bias Modificatie (CBM) genaamd. Het effect is weliswaar niet groter dan van de klassieke cognitieve gedragstherapie, maar de nieuwe training is wel laagdrempeliger, sneller en goedkoper. Dat blijkt uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen onder 1800 scholieren.


Gierende hormonen, een veranderende vriendengroep en een hoge prestatiedruk; adolescenten hebben heel wat te verduren. Lang niet alle scholieren kunnen hier even goed mee omgaan. Zij zijn kwetsbaarder dan anderen voor het ontwikkelen van angst; ze zijn bang om door anderen afgewezen te worden of een slechte beoordeling te krijgen. Vaak gaat het om situaties die voor de meeste jongeren heel gewoon zijn: een plekje zoeken in de kantine, door de hal lopen, of een gesprek voeren met mensen die je niet zo goed kent. Voor anderen is de angst beperkt tot toetsen, proefwerken en spreekbeurten.

Voordat het feitelijke onderzoek begon, verdiepten de onderzoekers De Hullu en Sportel zich eerst in de oorzaken van angst. Mensen met angst hebben last van automatische negatieve associaties. Cognitive Bias Modificatie (CBM) is een methode waarbij je leert om die negatieve associaties te veranderen in positieve. Dat gebeurt door middel van computertaken die leerlingen thuis online moeten uitvoeren.


Controlegebrek en vermijding
Scholieren met faalangst hebben doorgaans weinig controle over het onderwerp van hun aandacht. Als voorbeeld noemt onderzoeker Sportel de eerste vraag bij een proefwerk. 'Iemand met faalangst die ontdekt dat hij het antwoord op die vraag niet weet, is geneigd met zijn aandacht bij die vraag te blijven hangen in plaats van verder te gaan met vragen die hij wel begrijpt.'

Een ander kenmerk is de manier waarop iemand omgaat met niet-leuke dingen die op je afkomen. 'Angstige mensen hebben sterk de neiging dit soort situaties te vermijden of zich terug te trekken. Ze zullen signalen sneller interpreteren als bedreigend', aldus Sportel. Opvallend is dat beide kenmerken elkaar ook versterken. 'Iemand die hoog scoort op vermijding en laag op aandachtscontrole vertoont meer angstklachten.'


Donkere bril
Onderzoeker De Hullu: 'Angstige mensen bekijken de wereld door een donkere bril. Ze richten hun aandacht vooral op bedreigende informatie in de omgeving, bijvoorbeeld boze gezichten of moeilijke sommen. Bij de CBM-training werden scholieren verleid om hun aandacht op positieve informatie te richten in computertaken waarbij ze zeer snel moesten reageren.' Het idee is dat de hersenen dit –door elke dag een aantal minuten te trainen- automatisch gaan doen.

Toch zijn er nog wel wat kritische kanttekeningen te maken bij CBM. Hoewel de resultaten erg positief lijken, is gebleken dat veel scholieren die geen training volgen in de loop der jaren ook vooruitgaan. Blijkbaar groeien scholieren dus ook voor een deel over hun angsten heen. Maar dat betekent volgens de onderzoekers niet dat de training zinloos is. 'Je kunt angstige jongeren met zo'n training juist een zetje in de goede richting geven.'

De positieve resultaten lijken overigens vooral op te gaan voor faalangst. Sociale angst is waarschijnlijk toch een hardnekkiger probleem, waarbij symptomen in de jeugd meestal voorspellend zijn voor later.
Verder geven de onderzoekers zelf aan dat er in het computerprogramma nog verbeterpunten zijn die de therapie effectiever kunnen maken. Toch biedt het in dit stadium al voordelen boven andere vormen van therapie. Zo zijn de kosten relatief laag vergeleken met andere vormen van hulpverlening. Bovendien is een training via internet veel laagdrempeliger dan het zoeken van psychologische hulp. Zeker voor scholieren.


Bron