woensdag 29 februari 2012

Eet je slim/slank/snel/sterk*!

Geef uw kind genoeg van stof A, maar pas op: in combinatie met stof B is stof A juist ongezond! Duizelt het u soms ook van alle do's en don'ts op het gebied van gezonde voeding en drinken? Dit artikel biedt u een overzicht van een aantal recente onderzoeksuitkomsten. Daarnaast aandacht voor de bijzondere plek van voeding in het speciaal onderwijs.

Uiteraard is variatie in voeding het allerbelangrijkst. Enkele voedingsmiddelen hebben onlangs het nieuws gehaald om hun specifieke werking.
  • De geur van bepaalde kruiden zoals rozemarijn, bevordert de snelheid en nauwkeurigheid op bepaalde mentale taken. De precieze werking is nog onbekend.
  • Kinderen die schoolmelk drinken groeien beter en hebben sterkere botten. Dat werd in de jaren '30 aangetoond. Maar er is ook steeds meer kritiek. Drinken zou de verantwoordelijkheid van ouders zijn en de school geen plek voor commercie.
  • Genoeg drinken is in ieder geval belangrijk voor elk kind. Vanaf 12 jaar minimaal anderhalve liter per dag. Het zorgt voor een betere concentratie, een beter humeur en meer energie. Vooral bij vrouwen kan een vochttekort chagrijnigheid en vermoeidheid veroorzaken. Het is belangrijk kinderen preventief te laten drinken en niet pas wanneer ze aangeven dorst te hebben.
  • Over de werking van visolie verschillen de onderzoeksuitkomsten. Er zijn positieve effecten bekend bij kinderen met aandachtsproblemen, emotionele gevoeligheid of labiliteit en slaapproblemen. Het effect zou niet onderdoen voor dat van Ritalin.
  • Bananen staan, net als aardappelen, onterecht bekend als dikmakers. Een banaan levert snel energie en bevat mineralen die een belangrijke rol spelen bij het doorgeven van prikkels in het zenuwstelsel en bij de regeling van de bloeddruk. Ze bevatten weliswaar meer calorieën dan ander fruit, maar stukken minder dan snoep. Voor de tanden zijn ze echter net zo slecht.
Eten op het speciaal onderwijs
Het eten op het speciaal onderwijs neemt vaak een bijzondere plaats in. Kinderen van ZMOK-scholen worden niet zelden met een lege maag naar school gestuurd. Op sommige scholen wordt daarom gestart met een gezamenlijk ontbijt. Langdurig zieke kinderen zijn vaak moeilijke eters of hebben een speciaal dieet nodig. Kinderen op het speciaal onderwijs gaan tussen de middag niet naar huis, maar lunchen op school. De schoolmaatschappelijk werker (of bij cluster 3 de schoolverpleegkundige) heeft een coördinerende rol ten aanzien van de voeding. Naast de fysieke noodzaak van een goede voeding heeft het gezamenlijke eten ook een sociale en pedagogische waarde.

Doe gezond, gebruik een App
Voor ouders die willen weten of hun kind goed groeit, heeft TNO een App ontwikkeld voor de smartphone. Door zaken als de lengte, leeftijd en gewicht van het kind in te vullen, zie je of je kind op schema ligt in het groeidiagram. De App geeft ook handige tips voor voeding en beweging.

Bronnen

dinsdag 28 februari 2012

Middelbare schooladvies: meer dan Cito-score

Het juiste advies voor voortgezet onderwijs
De Cito-toets zit er weer op. Een spannende tijd voor veel groep 8-ers en hun ouders. Welke middelbare school zou het worden? Gelukkig hangt de keuze niet alleen van de Cito-uitslag af. De indruk van de leerkracht en de wensen van ouders en leerling tellen ook mee. In het verleden werd soms echter geconstateerd dat er te hoge of juist te lage adviezen werden gegeven, met name aan allochtone leerlingen. Is er wetenschappelijk bewijs voor dergelijke over- of onderadvisering?

De overgang van basis- naar voortgezet onderwijs vormt een cruciaal moment in de schoolloopbaan. Een goed advies is daarom essentieel. Deze dient vooral gebaseerd te worden op de cognitieve capaciteiten van een leerling, maar daarnaast ook op zaken als motivatie, interesse en ondersteuning vanuit thuis.

Allochtoon vs. autochtoon
Eind jaren tachtig was er inderdaad sprake van overadvisering van allochtone leerlingen. Volgens leerkrachten hadden deze leerlingen voldoende intellectuele capaciteiten om het niveau van het gekozen voortgezet onderwijs te halen. Hun nog ontoereikende Nederlandse taalvaardigheid mocht hen niet beperken. Hier woog het potentieel van de leerling dus zwaarder dan de feitelijke resultaten op een test en werd er op leerlingniveau beoordeeld. Daarbij speelde ook mee dat men bang was om van discriminatie beschuldigd te worden. 

De beoordeling van een leerling kan ook beïnvloed worden door de samenstelling van de klas. De sociale en etnische samenstelling van een groep bepalen mede het gemiddelde prestatieniveau. Kinderen uit allochtone en lagere sociale milieus presteren gemiddeld slechter dan kinderen uit autochtone en hogere sociaal economische milieus. Als de basisschoolklas verhoudingsgewijs meer leerlingen uit de eerstgenoemde groep heeft, is de kans op een te hoog advies voor het voortgezet onderwijs groter. Het gemiddelde prestatieniveau van die klas ligt immers lager dan dat van de gemiddelde middelbare school. Een kind dat op de basisschool bovengemiddeld scoorde in vergelijking met zijn klasgenootjes, kan dan toch het beste af zijn met een vmbo advies.

Grootstedelijk fenomeen
In een bredere context stellen onderzoekers dat overadvisering ook een typisch grootstedelijk fenomeen zou kunnen zijn. Volgens hen kan dit mede worden toegeschreven aan de specifieke leefstijl en het meer assertieve klimaat in grote steden. Leerkrachten hebben minder gezag en ouders komen sneller op voor hun rechten. Sinds de invoering van het vmbo zijn maar weinig ouders blij met dit schooladvies voor hun kind.

Halverwege de jaren negentig is de overadvisering van allochtone leerlingen sterk verminderd. In 2000 kwamen er zelfs signalen van onderadvisering uit de achterstandsmilieus. Dit betrof echter niet zozeer de allochtone leerlingen, maar juist de groep autochtone achterstandsleerlingen. Wellicht is de jarenlange aandacht voor de allochtone achterstandsgroep ten koste gegaan van de autochtone achterstandsgroep.

Reële onderwijskeuze maken
Zowel over- als onderadvisering is onwenselijk voor leerlingen en ouders. Onderadvisering kan een kind blijvend op achterstand zetten. Bij overadvisering kan het twee kanten op gaan. Of de leerling haalt lage cijfers, het zelfvertrouwen wordt aangetast en uitval dreigt, óf de leerling stijgt boven zijn niveau uit door de extra uitdaging en stimulans.

In het huidige onderwijssysteem blijkt er nauwelijks nog sprake te zijn van een te hoog of te laag schooladvies. Wanneer de adviezen puur op de Cito-eindtoets zouden worden gebaseerd, zouden leerlingen gemiddeld een te laag advies krijgen. Dit geldt vooral voor autochtone leerlingen. Wanneer ook andere leerling-, klas- en contextkenmerken worden meegenomen blijkt uiteindelijk dat alleen nog de autochtone achterstandscategorie iets wordt ondergeadviseerd. De autochtone, hoogopgeleide categorie wordt iets overgeadviseerd.

Voor zowel ouders als de basisschool is het van groot belang reëel te blijven kijken naar het kind en goed te bedenken waar het kind het beste tot zijn recht komt. Negeer groepsdruk en ga voor het onderwijsgeluk.

Bron 
  • Driessen G. en Cuppen J., Ieder het juiste advies voortgezet onderwijs? Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 2012.

donderdag 9 februari 2012

Wie het eerst lacht, lacht het langst

Het woord humor komt uit het Grieks en betekent letterlijk sap of vocht. De oude Grieken dachten namelijk dat onze lichaamssappen onze stemming regelden. Inmiddels weten we wel beter. Toch is humor nog steeds een interessant onderwerp voor de wetenschap.

Bij heel jonge kinderen zie je al een glimlach als ze erin slagen contact met elkaar te hebben. Dit duidt er meteen op dat humor iets sociaals is. Bovendien lijkt de aanleg om te lachen dus al op jonge leeftijd aanwezig te zijn. Tweelingstudies hebben aangetoond dat humor erfelijk is: eeneiïge tweelingen die apart van elkaar zijn opgegroeid beschikken op latere leeftijd over een vergelijkbaar gevoel voor humor!
Onderzoekers van de Stanford University hebben onlangs laten zien dat bij kinderen van 6 jaar oud tijdens het lachen exact dezelfde hersengebieden actief zijn als bij volwassenen. De humor zelf ontwikkelt zich natuurlijk nog wel; die wordt met het ouder worden steeds subtieler.

Functies van humor
Lachen heeft duidelijke functies in een groep. Ten eerste is humor een belangrijke manier voor kinderen om een besef en een gevoel te krijgen van samenzijn. Ten tweede laten mensen door te lachen zien dat ze geen kwade bedoelingen hebben; dat elkaars aanwezigheid geaccepteerd wordt. Lachen is aanstekelijk; als één iemand begint met lachen, dan gaan vaak andere mensen mee lachen. Ten derde is het een test om op een onschuldige manier de grenzen te bepalen.

Werking van humor
De werking van humor berust op een zogenaamde dubbele binding. Enerzijds wordt de associatie met het onderwerp sterker; anderzijds creëer je afstand tot het onderwerp: humor relativeert immers. Op die manier maakt humor het mogelijk om buiten hokjes te denken of juist verschillende hokjes aan elkaar te linken die weinig met elkaar te maken hebben.

Gevoel voor humor speelt zich met name af in de rechterhersenhelft, terwijl onze taal, spraak en logica vooral in de linkerhersenhelft zijn vastgelegd. Door iets te leren door middel van humor, zouden er in beide hersenhelften sporen achterblijven waardoor de informatie makkelijker terug te halen zou zijn.
Interessant is dat bij het lachen ook gebieden in de hersenen actief zijn die te maken hebben met beloning. Dit vraagt om meer onderzoek.

Wat is grappig?
Jonge kinderen vinden twee dingen extreem grappig:
  • Hoe gekker hoe beter. Kinderen lachen vooral om het onverwachte en het ongepaste; als de gebeurtenis een mismatch is met hun belevingswereld. Dat kan van alles zijn: een grappig gebaar, klank of woord, abnormale acties of gebruik van voorwerpen.
  • Leedvermaak. Dit wil zeggen als anderen fouten maken, zich dom of onhandig gedragen of pech hebben. Blijkbaar voelt de toeschouwer zichzelf hier beter bij. Waarschijnlijk zal uiteindelijk de beschaving hem echter leren dat uitlachen niet zo netjes is.
Grote verschillen in humor
In kinderdagverblijven valt op dat kinderen die in hun eentje spelen nauwelijks lachen, terwijl bij samenspel volop gelachen wordt. Vooral bij fysiek spel (rennen, springen) en "doen-alsof spel" krullen de mondhoeken vaak omhoog. Maar er zijn ook grote verschillen. Humor hangt samen met cultuur, leeftijd, geslacht, intelligentie en karakter. Zelfs uiterlijk speelt een rol. Maar (gelukkig) verschilt humor vooral per individu.

Lachen is gezond
Lachen heeft zowel direct als indirect invloed op onze gezondheid en onze prestaties. Dit heeft te maken met de stoffen endorfine en dopamine die vrijkomen tijdens het lachen. De onderzoekers uit Stanford denken dat een evenwichtig gevoel voor humor kinderen kan helpen, bijvoorbeeld bij het onderhandelen tijdens de puberteit. De humor van een kind laat zich zoals gezegd echter lastig vormen. Het is een kwestie van goed observeren en ontdekken wat een kind positief beweegt. De ogen zijn meestal de beste graadmeter.

Bronnen
  • Neely, M.N. et al. Neural correlates of humor detection and appreciation in children. Journal of Neuroscience, 2012.
  • Singer, E. Social lives of young children. Co-construction of shared meanings and togethernes, humour, and conflicts in child care centers. In: Contemporary perspectives on social learning in early childhood education, 2007. 

dinsdag 7 februari 2012

Feiten en fabels over de invloed van de televisie

Feiten en fabels over de invloed van de televisie
Discussies over de invloed van televisie zijn al bijna zo oud als het apparaat zelf. Vaak wordt beweerd dat kinderen er passief en agressief van worden. Ook zouden ze geweld en seks normaal gaan vinden. Echter, wanneer de juiste programma's onder goede begeleiding gekeken zouden worden, kunnen ze er ook profijt van hebben. Hoe zit dat nu precies?

Tv-kijken kan zowel een positieve als negatieve invloed hebben. Dit hangt af van de leeftijd van het kind, van het programma zelf en van de manier waarop televisie wordt aangeboden.
  • Kinderen tussen de tweeëneenhalf en vier jaar oud lijken het meest te leren van tv.
  • Programma's waarin kinderen direct worden aangesproken in correct Nederlands en die een reactie van kinderen uitlokken zijn het meest educatief.
  • Herhaling is vooral voor peuters erg belangrijk, nog belangrijker dan in het dagelijks leven. Dat komt waarschijnlijk doordat kinderen de relatie nog niet leggen tussen de televisie en de realiteit.
  • Tv veroorzaakt omgevingsruis. Tijdens een gesprek kan hij dus beter uitgeschakeld worden.
Wanneer aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, kan het tv-kijken dus leerzaam zijn en de taalvaardigheid bevorderen. We hebben daarnaast echter ook te maken met andere effecten.

Agressieverhogend
Mediageweld verhoogt agressie bij zowel jongens als meisjes, op korte en lange termijn. Dat is al vele malen aangetoond. Maar hoe zit het met het effect van tv op zich? Sommige onderzoekers beweren dat alleen het aanstaan van de tv, zonder überhaupt te kijken, kinderen al agressiever maakt. Anderen wagen zich niet aan zulke uitspraken. Zoals zo vaak staan commerciële belangen objectieve, betrouwbare uitkomsten in de weg.

Indirecte effecten
Ook de media-opvoeding van ouders speelt een rol. Sociologe dr. Notten van de Radboud Universiteit Nijmegen heeft aangetoond dat kinderen van ouders die zelf veel tv kijken, het slechter doen op school. Zelfs de uren dat de tv aanstaat wanneer de kinderen al in bed liggen, tellen mee. Vooral amusementsprogramma's die ouders kijken hebben bepaald geen positieve bijdrage aan het niveau dat het kind zal behalen. Ouders die veel voorlezen, brengen daarentegen succesvoller kroost voort.

Morele ontwikkeling
Televisie kijken leidt echter niet tot moreel verval, zo bepleit communicatiedeskundige Krijnen in haar proefschrift. Zij onderzocht allerlei tv-programma's en ontdekte een gemende deler. Van journaal tot teletubbies, van GTST tot Shownieuws. Bij elk programma pikt de kijker er een moreel thema uit zoals vriendschap, geweld of rechtvaardigheid. "Mensen leren verschillende perspectieven zien en worden gestimuleerd een eigen positie ten aanzien van het thema in te nemen." Hierbij valt op dat kinderen in vergelijking tot volwassenen meer zwart-wit oordelen.
Sportprogramma's bleken overigens de enige uitzondering: deze stimuleren onze morele ontwikkeling doorgaans niet. Hooguit wanneer het gaat over de vraag of en hoe keepers zich mogen verdedigen als zij worden aangevallen door losgeslagen 'supporters'.

Conclusie
Als we de diverse bronnen overzien, is er weinig bewijs dat de beeldbuis zelf kinderen slechter of dommer maakt. Ze kunnen er zelfs iets van leren. Maar pas op: dat betekent niet dat ouders hun kinderen onbeperkt tv kunnen laten kijken. Meer dan één televisie per huishouden werkt sowieso averechts! Dit betekent namelijk vaak dat huiswerktijd verloren gaat aan tv-tijd op de slaapkamer. Verder zijn alle onderzoekers het eens dat ouders grenzen moeten stellen aan de tv-tijd voor kinderen. En minstens zo belangrijk, dat ze weten waar hun kind naar kijkt.

Bronnen

vrijdag 3 februari 2012

Meer alleenstaande ouders: meer problemen voor kinderen?

Steeds minder kinderen wonen bij beide ouders. Dat blijkt uit cijfers die het CBS eind januari publiceerde. Hoe ouder het kind, hoe kleiner het aandeel dat nog bij beide ouders woont. Vooral bij gezinnen met een Surinaamse of Antilliaanse afkomst ligt het percentage alleenstaande ouders hoog. Is er een relatie met de manier waarop kinderen zich in deze gezinnen ontwikkelen? In hoeverre zijn kinderen gebaat bij stabiliteit? Of is scheiden soms beter?

Het is al langer bekend dat kinderen van gescheiden ouders later zelf ook vaker problemen krijgen. Vooral jongens vertonen meer risicovol gedrag, beginnen op jongere leeftijd met seks en relaties en scheiden zelf ook vaker. Het wordt wel gezegd dat jongens vaker problemen krijgen dan meisjes. Dat zou komen doordat het gemis van een vaderfiguur voor jongens groter is. De meeste kinderen blijven na een scheiding immers bij hun moeder wonen. Hierop verder redenerend zouden jongens dus wellicht meer gebaat zijn bij hun vader te gaan wonen, of bij de aanwezigheid van een stiefvader.

Stabiliteit boven alles
In 2009 trad echter een vooraanstaande Amerikaanse onderzoekster op het gebied van familierelaties naar buiten met een heel ander verhaal. Traditionele gezinsvormen zijn volgens dr. Kamp Dush niet beter voor een kind dan moderne gezinsvormen. Belangrijker dan de gezinsvorm is stabiliteit in het gezin. Enerzijds pleit dat vóór het 'bij elkaar blijven voor de kinderen'. Anderzijds betekent het ook dat wanneer het wegvallen van een ouder al een voldongen feit is, een één-oudergezin ook stabiel kan worden. Stabiliteit zou voor kinderen dan zelfs zwaarder wegen dan het opgroeien met twee ouders. Veranderingen in de familie vallen kinderen bijna altijd zwaar. Ook als die verandering inhoudt dat er een stiefouder in huis bijkomt. De onderzoeker raadt alleenstaande ouders dan ook aan alleen te gaan samenwonen als de relatie echt serieus is en een grote kans heeft op langdurig succes.

Maar niet voor iedereen
Opvallend resultaat in het onderzoek was dat het "stabiliteit-boven-alles-principe" niet leek op te gaan voor Afro-Amerikaanse gezinnen. Hier bleek het opgroeien in een één-oudergezin wel degelijk een aanleiding voor het ontwikkelen van gedragsproblemen. Kinderen uit "intacte" Afro-Amerikaanse gezinnen deden het beduidend beter op school dan de kinderen met alleenstaande ouders.
Naar aanleiding van de cijfers van het CBS moet nu onderzocht worden of dit laatste ook geldt voor de kinderen in Nederland van Surinaamse en Antilliaanse afkomst. Wanneer blijkt dat deze kinderen hoe dan ook beter af zijn met twee ouders, moet aan deze doelgroepen wellicht speciale aandacht worden geschonken in preventie- en interventieprogramma's rondom echtscheiding en gevolgen voor kinderen.

Twijfel over objectiviteit van onderzoek
Het ingewikkelde bij onderzoek naar echtscheiding is dat onderzoeksuitkomsten soms gekleurd schijnen te zijn door persoonlijke opvattingen van de onderzoekers. Zo zouden conservatieve wetenschappers meer gedreven zijn om traditionele gezinsvormen te verdedigen en vice versa. Een kritische blik is bij deze gevoelige onderwerpen dus extra belangrijk.

Bronnen