donderdag 9 februari 2012

Wie het eerst lacht, lacht het langst

Het woord humor komt uit het Grieks en betekent letterlijk sap of vocht. De oude Grieken dachten namelijk dat onze lichaamssappen onze stemming regelden. Inmiddels weten we wel beter. Toch is humor nog steeds een interessant onderwerp voor de wetenschap.

Bij heel jonge kinderen zie je al een glimlach als ze erin slagen contact met elkaar te hebben. Dit duidt er meteen op dat humor iets sociaals is. Bovendien lijkt de aanleg om te lachen dus al op jonge leeftijd aanwezig te zijn. Tweelingstudies hebben aangetoond dat humor erfelijk is: eeneiïge tweelingen die apart van elkaar zijn opgegroeid beschikken op latere leeftijd over een vergelijkbaar gevoel voor humor!
Onderzoekers van de Stanford University hebben onlangs laten zien dat bij kinderen van 6 jaar oud tijdens het lachen exact dezelfde hersengebieden actief zijn als bij volwassenen. De humor zelf ontwikkelt zich natuurlijk nog wel; die wordt met het ouder worden steeds subtieler.

Functies van humor
Lachen heeft duidelijke functies in een groep. Ten eerste is humor een belangrijke manier voor kinderen om een besef en een gevoel te krijgen van samenzijn. Ten tweede laten mensen door te lachen zien dat ze geen kwade bedoelingen hebben; dat elkaars aanwezigheid geaccepteerd wordt. Lachen is aanstekelijk; als één iemand begint met lachen, dan gaan vaak andere mensen mee lachen. Ten derde is het een test om op een onschuldige manier de grenzen te bepalen.

Werking van humor
De werking van humor berust op een zogenaamde dubbele binding. Enerzijds wordt de associatie met het onderwerp sterker; anderzijds creëer je afstand tot het onderwerp: humor relativeert immers. Op die manier maakt humor het mogelijk om buiten hokjes te denken of juist verschillende hokjes aan elkaar te linken die weinig met elkaar te maken hebben.

Gevoel voor humor speelt zich met name af in de rechterhersenhelft, terwijl onze taal, spraak en logica vooral in de linkerhersenhelft zijn vastgelegd. Door iets te leren door middel van humor, zouden er in beide hersenhelften sporen achterblijven waardoor de informatie makkelijker terug te halen zou zijn.
Interessant is dat bij het lachen ook gebieden in de hersenen actief zijn die te maken hebben met beloning. Dit vraagt om meer onderzoek.

Wat is grappig?
Jonge kinderen vinden twee dingen extreem grappig:
  • Hoe gekker hoe beter. Kinderen lachen vooral om het onverwachte en het ongepaste; als de gebeurtenis een mismatch is met hun belevingswereld. Dat kan van alles zijn: een grappig gebaar, klank of woord, abnormale acties of gebruik van voorwerpen.
  • Leedvermaak. Dit wil zeggen als anderen fouten maken, zich dom of onhandig gedragen of pech hebben. Blijkbaar voelt de toeschouwer zichzelf hier beter bij. Waarschijnlijk zal uiteindelijk de beschaving hem echter leren dat uitlachen niet zo netjes is.
Grote verschillen in humor
In kinderdagverblijven valt op dat kinderen die in hun eentje spelen nauwelijks lachen, terwijl bij samenspel volop gelachen wordt. Vooral bij fysiek spel (rennen, springen) en "doen-alsof spel" krullen de mondhoeken vaak omhoog. Maar er zijn ook grote verschillen. Humor hangt samen met cultuur, leeftijd, geslacht, intelligentie en karakter. Zelfs uiterlijk speelt een rol. Maar (gelukkig) verschilt humor vooral per individu.

Lachen is gezond
Lachen heeft zowel direct als indirect invloed op onze gezondheid en onze prestaties. Dit heeft te maken met de stoffen endorfine en dopamine die vrijkomen tijdens het lachen. De onderzoekers uit Stanford denken dat een evenwichtig gevoel voor humor kinderen kan helpen, bijvoorbeeld bij het onderhandelen tijdens de puberteit. De humor van een kind laat zich zoals gezegd echter lastig vormen. Het is een kwestie van goed observeren en ontdekken wat een kind positief beweegt. De ogen zijn meestal de beste graadmeter.

Bronnen
  • Neely, M.N. et al. Neural correlates of humor detection and appreciation in children. Journal of Neuroscience, 2012.
  • Singer, E. Social lives of young children. Co-construction of shared meanings and togethernes, humour, and conflicts in child care centers. In: Contemporary perspectives on social learning in early childhood education, 2007. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten