donderdag 10 november 2011

Instrument meet ouderfunctioneren

dinsdag, 29 maart 2011

Klinisch psycholoog Jan van der Maas is onlangs gepromoveerd op de ontwikkeling van een Taxatielijst voor Ouderfunctioneren (TvO). Deze lijst kan worden ingevuld door hulpverleners, om nauwkeuriger te bepalen in hoeverre het misschien ook de ouders zijn die hulp nodig hebben bij hun functioneren, in plaats van alleen het kind dat ze aanmelden.

Was zo’n vragenlijst er dan nog niet? Jawel, maar niet zo goed. Het vernieuwende aan deze lijst is dat hij het totale ouderfunctioneren meet en niet alleen één (problematisch) aspect ervan.

De gepromoveerde psycholoog onderzocht met de TvO een wetenschappelijke theorie, die er vanuit gaat dat het ouderfunctioneren drie kernfuncties behelst:
1. interpreteren (weten wat er in je kind om gaat)
2. respecteren (emotionele betrokkenheid, nieuwsgierigheid naar gevoelens van je kind)
3. regisseren (disciplineren, beschaven).

Wat hij constateerde na 472 ingevulde TvO’s met achtergrondinformatie, was dat de vragenlijst wel onderscheid kon maken tussen gedragscontrole (regisseren) en emotionele betrokkenheid (respecteren), maar voor het eerste onderdeel interpreteren was geen duidelijk onderscheid zichtbaar.
Op basis van dit gegeven wil Van der Maas de vragenlijst reduceren tot twee kernfuncties. Op die manier kan een helder onderscheid worden gemaakt, of het probleem meer zit in het gedrag van de ouders of in hun emoties.

Ouderfunctioneren afhankelijk van kindfactoren
Wat opviel in het onderzoek was dat ouders van kinderen met emotionele - en gedragsproblemen meer moeite leken te hebben met een goede opvoeding dan ouders van kinderen met een contactstoornis, zoals autisme. De verklaring die Van der Maas hiervoor geeft is dat ouders van kinderen met autisme, nadat ze de diagnose hebben verwerkt en de nodige psychoeducatie hebben ontvangen, vaak redelijk goed uit de voeten kunnen met  de situatie.  Een gedragsprobleem als ADHD kan meer van ouders vragen, in die zin dat er meer wisselwerking is tussen de ouder en het kind. Voor kinderen met gedragsstoornissen is dan ook vaak langduriger begeleiding nodig.

Geen onnodige zorg bieden
De TvO geeft dus duidelijk aan op welk gebied er hulp nodig is. Maar ook óf er hulp nodig is. Gebruik van dit instrument kan voorkomen dat er automatisch zorg voor ouders wordt ingezet bij het stellen van een diagnose voor een kind met problemen. Het kan best zijn dat het probleemgedrag hoofdzakelijk voortkomt uit kindfactoren (aanleg) of uit andere omgevingsfactoren dan de opvoeding.

Overigens toont wetenschappelijk onderzoek aan dat ouders met psychiatrische problematiek een hoger risico lopen op ouderlijk disfunctioneren. Dat werd in dit onderzoek nogmaals bevestigd. Voor deze groep ouders is het dus extra belangrijk dat hun eigen functioneren wordt meegewogen in de aanpak van de problemen van hun kind. Op dit moment wordt de vragenlijst nog niet landelijk gebruikt, maar wanneer de ingekorte versie beschikbaar is, hoeft dit wat de hoogleraar betreft niet lang meer te duren.


Bron
  • Van der Maas, J. Diagnostiek van ouderfunctioneren. Proefschrift Universiteit van Amsterdam, 2011. originele artikel

Geen opmerkingen:

Een reactie posten