vrijdag, 10 september 2010
 
      In Nederland worden naar  schatting jaarlijks tachtigduizend kinderen mishandeld. Dit cijfer wordt  gehanteerd op basis van gegevens van huisartsen, instellingen  en Amerikaans onderzoek. Verwaarlozing en misbruik vallen ook onder dit  aantal. Hoewel kindermishandeling zich vaker afspeelt in gezinnen met  een lage sociaal economische status, komt het ook zeker voor bij  gezinnen met hoge inkomens.
De gevolgen voor de kinderen zijn uitermate  groot: groei- en leerachterstanden, angst- en agressieproblemen,  verstoorde hechting, een laag zelfbeeld en depressie zijn de meest  voorkomende voorbeelden. Bij ernstige trauma’s kunnen slachtoffers  dissociatieve stoornissen zoals het Multipele Persoonlijkheids Syndroom  ontwikkelen.
Preventie is de sleutel, want voorkomen  is beter dan genezen. Dat geldt in het bijzonder voor  kindermishandeling, aangezien de schade die wordt aangericht vaak  onomkeerbaar is. In 2001 deed professor J. Hermanns al verschillende  suggesties voor een meer preventieve aanpak van kindermishandeling. Deze  zijn vandaag de dag nog steeds geldig en bruikbaar. Preventie kan  volgens de professor op verschillende niveaus plaatsvinden.
Niveau 1: Voorlichting op consultatiebureaus
Consultatiebureaus komen als eerste in beeld. Zij kunnen profiteren van het grote vertrouwen dat (jonge) ouders doorgaans in hen hebben. Pedagogische spreekuren worden goed bezocht. Het effect van algemene opvoedingsvoorlichting die consultatiebureaus en de huidige Centra voor Jeugd en Gezin kunnen bieden is echter beperkt. Vaak ligt het niet aan een gebrek aan kennis en vaardigheden, maar aan het niet toepassen in de praktijk. Zo blijkt dat 15% van alle ouders wel eens fysieke straffen toepast, terwijl slechts 5% dit goedkeurt. Hoewel de voorlichting maar een beperkt preventief effect heeft, vindt de professor toch dat het gegeven moet blijven worden. Praten over de opvoeding heeft ook als functie het onderwerp kindermishandeling hoger op de maatschappelijke agenda te krijgen.
Consultatiebureaus komen als eerste in beeld. Zij kunnen profiteren van het grote vertrouwen dat (jonge) ouders doorgaans in hen hebben. Pedagogische spreekuren worden goed bezocht. Het effect van algemene opvoedingsvoorlichting die consultatiebureaus en de huidige Centra voor Jeugd en Gezin kunnen bieden is echter beperkt. Vaak ligt het niet aan een gebrek aan kennis en vaardigheden, maar aan het niet toepassen in de praktijk. Zo blijkt dat 15% van alle ouders wel eens fysieke straffen toepast, terwijl slechts 5% dit goedkeurt. Hoewel de voorlichting maar een beperkt preventief effect heeft, vindt de professor toch dat het gegeven moet blijven worden. Praten over de opvoeding heeft ook als functie het onderwerp kindermishandeling hoger op de maatschappelijke agenda te krijgen.
Niveau 2: Ondersteuning voor risicogroepen
Een meer gerichte aanpak is algemene opvoedingsondersteuning aan huis in achterstandswijken. Het grootste risico lopen kinderen uit gezinnen met een zware opvoedingslast (alleenstaande ouders met veel kinderen), die een instabiel leven leiden en relatief arm zijn. Uit Amerikaans onderzoek is gebleken dat wanneer een verpleegkundige reeds vóór de geboorte wekelijks aan huis komt, de kans op kindermishandeling aanzienlijk afneemt. De ondersteuning is gericht op het geven van informatie, het versterken van het eigen sociale netwerk en het bemiddelen tussen ouders en zorginstanties, De beste resultaten worden bereikt wanneer de hele wijk wordt meegenomen in het programma en het woord ‘kindermishandeling’ niet wordt gebruikt. Dit voorkomt dat mensen zich beschuldigd, beledigd of bedreigd voelen.
Een meer gerichte aanpak is algemene opvoedingsondersteuning aan huis in achterstandswijken. Het grootste risico lopen kinderen uit gezinnen met een zware opvoedingslast (alleenstaande ouders met veel kinderen), die een instabiel leven leiden en relatief arm zijn. Uit Amerikaans onderzoek is gebleken dat wanneer een verpleegkundige reeds vóór de geboorte wekelijks aan huis komt, de kans op kindermishandeling aanzienlijk afneemt. De ondersteuning is gericht op het geven van informatie, het versterken van het eigen sociale netwerk en het bemiddelen tussen ouders en zorginstanties, De beste resultaten worden bereikt wanneer de hele wijk wordt meegenomen in het programma en het woord ‘kindermishandeling’ niet wordt gebruikt. Dit voorkomt dat mensen zich beschuldigd, beledigd of bedreigd voelen.
Niveau 3: Geïndiceerde hulpverleningWanneer  kindermishandeling een feit is, erkent bijna 100% van de ouders dat er  sprake is van problemen. Ze hebben wel degelijk een hulpvraag, maar  presenteren deze indirect onder de noemer van bijvoorbeeld  huisvestingsproblemen, concentratieproblemen, groeiproblemen of zorgen  om de vrijetijdsbesteding. Hierdoor wordt het bieden van de juiste hulp  bemoeilijkt. Vooral allochtone ouders ervaren in minder dan de helft van  de gevallen de juiste hulp te krijgen. In deze fase zijn pedagogische  adviezen niet meer toereikend; intensievere hulp aan huis (“support and  empowerment”) is noodzakelijk.
In het uiterste geval uithuisplaatsing
Een melding bij het Algemene Meldpunt Kindermishandeling resulteert in de meeste gevallen in een advies naar de melder of een rondetafelgesprek met alle partijen, waarbij (nogmaals) geprobeerd wordt ouders te motiveren of stimuleren voor hulp. Er wordt altijd gestreefd naar zo open mogelijke communicatie. In zeer ernstige gevallen wordt direct de politie of de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld. Door middel van een ondertoezichtstelling van de staat (OTS) kan hulp worden afgedwongen. In het uiterste geval kunnen ouders (gedeeltelijk) uit de ouderlijke macht worden ontheven en kinderen uit huis geplaatst. Dit onderwerp staat al jaren hoog op de politieke en maatschappelijke agenda.
Een melding bij het Algemene Meldpunt Kindermishandeling resulteert in de meeste gevallen in een advies naar de melder of een rondetafelgesprek met alle partijen, waarbij (nogmaals) geprobeerd wordt ouders te motiveren of stimuleren voor hulp. Er wordt altijd gestreefd naar zo open mogelijke communicatie. In zeer ernstige gevallen wordt direct de politie of de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld. Door middel van een ondertoezichtstelling van de staat (OTS) kan hulp worden afgedwongen. In het uiterste geval kunnen ouders (gedeeltelijk) uit de ouderlijke macht worden ontheven en kinderen uit huis geplaatst. Dit onderwerp staat al jaren hoog op de politieke en maatschappelijke agenda.
Communicatie en samenwerking
Voor alle preventiewerkers en hulpverleners geldt tenslotte dat grote zorgvuldigheid moet worden gelegd in de communicatie met ouders over normen en waarden in de opvoeding. Gesprekstrainingen zijn noodzakelijk om de juiste woorden, toon en timing te leren gebruiken voor een optimaal effect.
Voor alle preventiewerkers en hulpverleners geldt tenslotte dat grote zorgvuldigheid moet worden gelegd in de communicatie met ouders over normen en waarden in de opvoeding. Gesprekstrainingen zijn noodzakelijk om de juiste woorden, toon en timing te leren gebruiken voor een optimaal effect.
Tenslotte is het volgens professor  Hermanns van blijvend belang dat de verschillende genoemde zorg- en  onderwijsinstanties goed communiceren en veel samenwerken, waarbij ze  altijd het belang van het kind voorop stellen.
Bronnen
- Hermanns, J. De preventie van kindermishandeling: kansen in de jeugdgezondheidszorg 0-4 jarigen. Rapport Universiteit van Amsterdam en Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, 2001. volledig artikel
- Willems, J. Wie zal de opvoeders opvoeden? Kindermishandeling en het recht van het kind op persoonswording. Proefschrift Maastricht University, 1999
- Website Mens en samenleving [accessed oktober 2010] www.mens-en-samenleving.infonu.nl. Kindermishandeling en de gevolgen. volledig artikel
 
Geen opmerkingen:
Een reactie posten